Een nieuwe rilling rolde door het schip en deed de vloer onder hen op zijn grondvesten schudden. Ergens diep onder hen weerklonk een scheur, water drong de buik van het schip binnen. De lucht vulde zich met de geur van olie en zout.
Elias hurkte naast Callen en pakte zijn schouder vast. “Je hebt het zo lang overleefd. Je gaat hier niet dood. We wachten tot ze komen.” Callen’s ogen welden van de tranen, maar hij knikte zwakjes. Het vrachtschip kreunde en leunde verder naar de rotsen, alsof het zich overgaf aan de zee.