Verlaten schip drijft naar een dorp – inwoners worden bleek als ze zien wat er op ligt

Callen’s ogen verwijdden zich van angst, maar hij knikte zwakjes, Elias vertrouwend zelfs terwijl de angst hem in zijn greep hield. Ze klommen op de gladde reling, beide mannen trilden toen het schip steeds verder naar zijn graf leunde. Toen brak er een geluid door de storm – het diepe gedreun van rotorbladen. Elias draaide zijn hoofd omhoog. Een helikopter brak door de regen, zijn zoeklicht sneed de nacht wijd open.

De straal richtte zich op hen, een zuil van wit die Elias met zijn ogen dicht deed knijpen. Stemmen weerklonken zwakjes door een luidspreker: “Blijf waar je bent! We hebben jullie!” Het schip kreunde harder, het dek onder hen begon te splijten. Golven sloegen hoger en spoten zout in hun gezichten.