Wasavonden kregen een nieuw ritueel. Hij tilde overhemden op naar het licht, op zoek naar “pluisresten” als een detective van kleine misdaden. “Perfect,” zei hij als de vezels zich gedroegen; “bijna,” als ze dat niet deden. Zijn gezicht straalde zo helder van plezier en doelgerichtheid dat ze zich verplicht voelde de onzichtbare rubriek te accepteren.
Tijdens het eten paste hij haar servet een graadje aan en glimlachte alsof hij haar van een kleine ramp had gered. “Hoeken vleien de tafel,” plaagde hij. Op dit punt wilde ze vragen welke hoeken een leven flatteerden, maar het eten was warm, zijn glimlach was vriendelijk en ze vond het een te kleinzielige vraag om te stellen.