Therapiehuiswerk was vreemd maar gewoon. Een handdoek scheef laten hangen. Je eigen eten opscheppen, expres ongelijk. Vragen voordat je iets voorstelt. Aaron voldeed. Toen hij terugviel in een oude gewoonte, betrapte hij zichzelf midden in de correctie, met blozende wangen. “Wil je een suggestie?” vroeg hij in plaats daarvan. Soms deed ze dat. Soms wilde ze rommelig zijn. Beide waren goed.
Ze noemden gewoontes die hij beleefdheden had genoemd: inspecteren, portioneren, timen, afvegen, repeteren. Ze benoemen maakte ruimte. Het was alsof je een stap terug deed van een schilderij om de lijst te zien. “Juist kan ook rommelig zijn,” zei de therapeut. Aaron lachte één keer kort en verbijsterd om het idee dat kruimels niet in één keer opgeruimd hoefden te worden.