Op een avond kwam hij laat aan, de geur van regen hing nog aan zijn jas. Maar het was niet alleen regen – er zat iets onbekends onder, een vaag spoor van parfum, bloemig en duur, het soort dat zij nooit droeg. Hij merkte haar blik op en wreef over zijn kraag alsof het hem irriteerde.
“Weer laat aan het werk?” vroeg ze, met een zachte stem. Hij knikte en maakte zijn stropdas los. “Achter elkaar vergaderingen. Het is een chaos de laatste tijd.” “Je moet een dag vrij nemen,” zei ze zachtjes. “Je brandt jezelf op.”