De woorden vielen tussen hen in als glas dat brak. Ze keek naar hem, keek echt – naar de man van wie ze ooit meer had gehouden dan wat dan ook. De man die met haar danste in de keuken. Nu kon hij haar niet eens in de ogen kijken. Hij stond op om te vertrekken, schuldgevoelens dwarrelden over zijn gezicht. “Ik heb gewoon tijd nodig. Dat is alles.” Toen de deur achter hem dichtviel, bulderde de stilte.
Die nacht huilde ze niet. Er waren geen tranen meer. In plaats daarvan lag ze wakker te staren naar de vage weerspiegeling in het donkere raam – haar gezicht bleek, haar ogen hol, haar lichaam zwak. De wereld was stil geworden, maar binnenin haar was er iets begonnen te verschuiven. Tegen de ochtend was haar koorts teruggekeerd. De verpleegsters drongen er bij haar op aan om te rusten, maar dat kon ze niet.