De stad bewoog buiten haar raam, helder en levendig. Voor het eerst in jaren had ze niet het gevoel dat ze iets aan het overleven was – ze leefde weer. Ze draaide zich naar haar ezel, waar een half afgemaakt schilderij wachtte – een vrouw in het zonlicht, met haar rug naar de storm.
Clara pakte haar penseel, doopte het in het goud en begon opnieuw te schilderen. Het penseel bewoog in rustige, weloverwogen streken, het goud bloeide over het doek als zonlicht dat door de wolken brak. Elke beweging voelde lichter dan de vorige, het gewicht van jaren werd laag voor laag opgeheven.