Ze schilderde kleine dingen – sinaasappels, handen, het park voor haar raam – fragmenten van het leven waar ze naar terug wilde. Evan hing ze naast haar bed, hoewel hij de laatste tijd meer naar zijn telefoon keek dan naar haar werk.
Het ziekenhuis werd haar tweede thuis – de zachte piepjes, antiseptische geur en eindeloze witte gangen zo vertrouwd als haar eigen appartement. Evan was er nog steeds, haar constante door de waas. Maar zelfs constantes beginnen te breken onder druk.