De rechtszaal viel in complete stilte toen rechter Merritt de vingers van het meisje zag trillen-een klein, weloverwogen signaal naar de golden retriever naast haar stoel. De hond stond meteen op, bewoog doelgericht en richtte zich op de verzegelde bewijszak vooraan in de kamer.
Scout stapte naar voren, zijn nagels klikkend tegen de tegels. Hij stopte naast de tafel en blafte eenmaal scherp, weloverwogen, gebiedend. Merritts voorzittershamer sloeg op het hout en galmde door de kamer. “Orde,” zei hij, al klonk zijn toon eerder nieuwsgierig dan boos.
Het kind deinsde niet terug. Haar blik bleef op de hond gericht, haar lippen een beetje gesperd alsof ze precies wist wat hij aan het doen was. De lucht in de rechtszaal veranderde – gespannen, elektrisch, levend met een vraag die niemand nog kon benoemen.