Tegen de tijd dat de ploegen hun spullen voor de nacht hadden gepakt, voelde Daniel het gewicht van wat komen ging. De tunnel was er, onmiskenbaar. Morgen zouden ze dieper gaan. En diep van binnen vreesde hij al het antwoord op de vraag die niemand hardop wilde zeggen: waarheen leidde het?
De ochtend bracht geen rust. Het zinkgat doemde groter op in het daglicht, de randen afgezet, machines geparkeerd als schildwachten. Daniel nipte van zijn bittere koffie op de veranda en keek toe hoe de ambtenaren in groepjes terugkeerden. Claire zweefde naast hem, haar stem laag. “Je hoeft je er niet mee te bemoeien.” Maar hij wist al dat hij dat zou doen.