“Wie bent u?” blafte de agent. De man gaf geen antwoord. Zijn borstkas zwol, zijn blik ging tussen Daniel en de uniformen die zijn pad versperden. Zijn zwijgen was luider dan welke bekentenis dan ook. In zijn hand hield hij een gehavende schop, zijn knokkels wit tegen het handvat.
“Laat vallen. Nu.” De stem van de agent verhardde. Een hartslag lang bewoog de man niet. Toen, in een uitbarsting, deinsde hij achteruit en probeerde in het donker te verdwijnen. De agent sloeg hem tegen de muur. Er viel aarde naar beneden toen de man schreeuwde en tegenstribbelde, maar hij werd snel in stalen boeien geslagen.