Een puppy valt in een tijgerpark – dierenverzorgers konden niet geloven wat ze zagen

Goudkleurig en onhandig, zijn oren flapten bij elke stap, zijn staart zwiepte alsof hij een geheim had. Hij snuffelde even aan een blaadje, niesde en ging toen achter een voorbij waaiende plastic zak aan. Jamie moest glimlachen. Niet alleen met zijn mond – met iets diepers.

Heel even dacht de jongen niet aan zijn moeder. Of aan de begrafenis. Of de stilte. Hij keek naar een wezen dat geen verdriet kende. Dat alleen de vreugde van een briesje en het mysterie van de grond kende. Die avond tijdens het eten prikte hij in zijn aardappelpuree en vroeg stilletjes: “Mogen we een hond?”