“Raar inpakspul,” zei hij, proberend verveeld te klinken, hoewel zijn pols hem nog een beetje stootte. Hij dwong zichzelf om het karwei snel af te maken en klom weer in zijn stoel, de deur harder dichtgooiend dan nodig, alsof dat het onbehaaglijke gevoel dat naar binnen kroop kon blokkeren.
Hij probeerde de autoradio weer, hopend op een ander geluid dan regen. Ruis. Alleen hetzelfde lage gesis dat hem al volgde sinds hij het landgoed had verlaten. “Vocht moet het signaal kapot gemaakt hebben,” mompelde hij. Het dashboardklokje knipperde en dimde. Hij gaf er een klap op tot het weer stabiel was.