De SUV sloot de afstand en stootte met korte, scherpe tikjes tegen zijn achterbumper. Elke klap schokte de cabine, het metaal gilde onder de spanning. Ze dreven hem naar de rechterkant van de weg, waar de vangrail nat en dun glom. “Gaat niet gebeuren,” mompelde Dan tussen opeengeklemde tanden.
Voor ons splitste zich een onverharde weg af naar rechts, half verborgen door onkruid en regen. Er waren geen borden of markeringen. Hij dacht niet na; hij nam het gewoon. Banden gierden toen hij het stuur zwaaide, de aanhanger slingerde hard en modder explodeerde in alle richtingen.