Ze liep langzaam door de rommel, op zoek naar iets, wat dan ook, dat alle geheimzinnigheid zou kunnen rechtvaardigen. Al die opbouw. Maar er was niets dat de moeite waard was. Alleen maar troep. Alleen het verleden, rottend in de dakspanten. Michael schopte tegen een van de vuilniszakken.
“Denk je dat dit een grap was? Alsof hij wilde dat je je tijd verspilde?” vroeg hij, zijn zelfvoldane glimlach terugkerend. “Ik weet het niet.” Hij scheen met zijn lamp naar een stapel beschimmelde dozen. “Dit is rotzooi. Heeft hij je hier jaren op laten wachten?”