“De zolder, het was de enige plek waar ik iets voor je kon verstoppen en er zeker van zijn dat je lang genoeg zou wachten om het te verdienen, of om te beslissen of je het nog steeds wilde. Als je dit leest, ben je gebleven. Dat is meer dan ik had kunnen hopen. Het spijt me dat ik niet wist hoe ik je moest bedanken. Ik was er nooit goed in. Maar jij was de enige die bleef.”
“Dus alles wat ik had, alles wat ertoe deed, is van jou. Ik wou dat ik dat hardop had gezegd toen ik het kon.” Geen handtekening. Geen “liefde.” Maar toch, het kwam aan als een hand op haar schouder, warm en zwaar. Ze huilde niet. Niet meteen.