Hij had haar nooit geprezen. Niet rechtstreeks. Maar de volgende dag bracht hij een paar tuinhandschoenen van kinderformaat mee naar huis. Ze had ze nog steeds. Ergens. Ze nam een lange slok en liet de kou in haar borst zakken.
S Ochtends herlas ze de brief. “Jij was de enige die bleef.” Daar was het weer, het gewicht van de verplichting verpakt als lof. Alsof haar blijven onvermijdelijk was geweest. Alsof dat liefde was. Wat ze wilde was dat hij haar vertelde dat het niet hoefde. Dat ze weg had kunnen gaan en nog steeds geliefd was.