De meubels hadden geen centimeter bewogen. Zijn oude leren fauteuil stond nog steeds in het midden van de woonkamer, versleten en doorgezakt. Een opgedroogde bekerring bevlekte nog steeds het bijzettafeltje. Het was alsof je een herinnering binnenstapte waarvan je nog niet wist dat die voorbij was.
Ze zette haar tas neer bij de deur en haalde lang adem. Het testament was duidelijk geweest. Het huis was nu van haar, alles. De grond, de inboedel, de zolder. Haar naam, geschreven in zorgvuldige blokletters, alsof haar oom bang was geweest dat de advocaten haar anders zouden vergeten.