Zij was de enige die hem bijstond in zijn laatste momenten, voor hem zorgde en er was bij elk ziekenhuisbezoek. En nu was het huis van haar. Toen ze tien was, had ze een keer gevraagd naar het zware hangslot op de deur van de derde verdieping.
Hij had zijn thee zo hard neergezet dat het op de vloer klotste en zei, zonder zijn stem te verheffen: “Je gaat daar nooit naar binnen. Niet zolang ik leef.” Ze had geknikt. Andere kinderen hadden vreemde kamers en geheime trappen. Zij had waarschuwingen.