Hij was niet aardig geweest, niet echt. Scherpe tong, ongeduldig. Maar hij was van haar geweest, de enige volwassene die haar in huis had genomen na het ongeluk met haar eigen ouders. En op zijn eigen verwrongen manier had hij om haar gegeven. Dat telde toch ergens voor?
Zijn zoon Michael was een keer op bezoek geweest. Hij kwam onaangekondigd opdagen in een fris overhemd en dure schoenen, stond aan het voeteneind van het ziekenhuisbed en vroeg aan haar, niet aan de man die hem had opgevoed, hoe de erfenis eruitzag. Ze had hem gezegd te vertrekken. Michael was niet naar de begrafenis gekomen.