Hij ging rechtop staan, tikte met zijn knokkel tegen de hekpaal en voegde er onder zijn adem aan toe: “Zeg niet dat ik je niet gewaarschuwd heb.” Hij klom weer in zijn auto en reed weg zonder nog een woord te zeggen, een lage stofwolk achterlatend die nog lang nadat hij weg was in de lucht hing. Die avond nam Walter niet de moeite om te tekenen.
Hij zat tot lang na zonsondergang op de veranda, starend naar het zwakke schijnsel van de werklampen achter de heuvelrug. De stilte waar hij ooit op had vertrouwd was verdwenen. In plaats daarvan was er een gestaag, ver gebrom dat onder zijn huid leek te kruipen. Voor hij naar bed ging schreef hij nog een laatste regel in zijn notitieblok: Ze zijn nog niet aan het bouwen. Ze testen alleen hoeveel ik aankan.