Tegen de derde week deed Walter niet meer alsof het rustiger zou worden. De vrachtwagens kwamen nu vroeger, de motoren galmden door de heuvels voordat de zon opkwam. Toen hij naar buiten stapte, rook de lucht al naar brandstof. Een waas van stof hing als een laag plafond over de vallei. Die ochtend was het lawaai erger dan gewoonlijk, metaal dat kletterde, mannen die schreeuwden.
Hij volgde het geluid tot aan de rand van het bouwterrein. Een groep voertuigen stond stationair te draaien bij een rij gestapelde betonnen buizen. In het midden van het geheel stond de voorman, een gedrongen man met een helm en veiligheidsvest, die de bemanning orders toeschreeuwde. Walter riep vanaf het hek. “Hé! Heb jij hier de leiding?” De voorman draaide zich om, zijn ogen vernauwend onder zijn helm.