Hij pakte de oude bronpomp uit de schuur, zette hem naast de vijver en bad dat de motor nog werkte. Toen hij tot leven kwam en een dun straaltje water stuurde, huilde hij bijna van opluchting. Hij vulde een grote plastic bak, het soort dat hij voor aarde gebruikte, en begon de koi één voor één over te zetten. Ze spartelden eerst, maar werden daarna rustig toen hij meer water over ze heen goot.
Hij knielde in het vuil naast de tobbe, zijn kleren doorweekt en zijn handen trillend. De vissen waren voorlopig veilig, maar zijn geduld niet. Iets in hem brak die nacht, stil maar definitief. Walter sliep die nacht niet. Het huis voelde hol aan, het gezoem van de verre generatoren lekte door elke muur.