Zonder nog een woord te zeggen, stormde Derrick de roze getinte zonsopgang tegemoet. Elke spier deed pijn, maar de adrenaline stuwde hem vooruit. Hij klemde de verfrommelde biljetten in zijn ene hand, de telefoon zoemde in de andere. Zijn vermoeide benen bonsden op de stoep, elke stap bracht hem dichter bij de kliniek en Rusty’s laatste hoop.
Taxi’s toeterden en voetgangers ontweken zijn verwoede pad. Hij verontschuldigde zich tussen het hijgen door en weigerde te vertragen. De stad vervaagde, een achtergrond voor zijn doelgerichte missie: de dierenarts op tijd bereiken. Zijn nachtdienst voelde als een koortsdroom, overschaduwd door de plotselinge bloei van liefdadigheid die hij nooit had verwacht.