Sebastian vroeg haar naar het zwaaien en ze glimlachte schaapachtig. “Ik zwaaide elke dag naar je omdat ik het wilde laten lijken alsof ik hier woonde. Als iemand me zag, zouden ze aannemen dat ik hier hoorde. Niemand zou me op die manier ondervragen.”
De man, nog steeds verwerkend, vroeg zacht: “Waarom heb je niet gewoon om hulp gevraagd?” Het meisje haalde haar schouders op. “Ik dacht dat ik gearresteerd zou worden als ik nu zou bekennen. Dit was de enige plek waar ik me veilig voelde.” Haar stem was klein, gevuld met jaren van stille wanhoop.