Nathaniel verwonderde zich, zelfs uit angst. Hij had beschermende instincten bij walvissen bestudeerd – moeders die kalveren beschermden, groepen die barrières vormden rond gewonde leden. Maar dit was anders. Hij was geen kalf of verwant. Toch bleef hij hier, gewiegd in een holle bek, verdedigd alsof zijn fragiele leven het waard was om te behouden.
Aan dek viel de spanning uiteen in ruzies. Eén stem eiste actie – “Vuur sonar, dwing het om hem uit te spugen!” Een ander waarschuwde dat het de inwendige organen van de walvis zou kunnen scheuren, waardoor zowel mens als dier zouden sterven. De kapitein aarzelde, met een grimmig gezicht. Elke keuze kon van hem een redder of een beul maken in de krantenkoppen van morgen.