Na een tijdje trokken sterke armen hem aan boord, druipend en hijgend. Zout prikte in zijn ogen toen hij de ademautomaat losrukte en zeewater en ongeloof ophoestte. Even bewoog er niemand. Ze staarden alleen maar naar hem, levend tegen alle rede in, een man teruggekeerd uit de buik van een levende mythe.
Opluchting sloeg om in gejuich. Handen bonsden op zijn rug, stemmen verstikt door tranen. Nathaniel zakte tegen het dek, de uitputting overspoelde hem. Zijn lichaam trilde, maar zijn geest straalde van helderheid. Hij was niet opgegeten. Hij was beschermd door iets groots dat genade boven onverschilligheid had verkozen.