Hij fluisterde schor: “Dank je,” maar de woorden verdwenen in de wind en de nevel. De walvis dook langzaam onder het oppervlak, zijn grote schaduw loste op in de blauwe diepte. De zee werd rustig, alsof het doek viel voor een scène die geen menselijk publiek ooit had mogen aanschouwen.
Aan dek dromden verslaggevers, radio’s zoemden en speculaties zwollen aan. “Levend ingeslikt, weer uitgespuugd!” draaide het verhaal, zich voedend met spektakel. Nathaniel sloot zijn ogen, uitgeput door de gedachte. Wat hij had beleefd was geen ongelukje van de spijsvertering. Het was opzettelijk, zo duidelijk als de breekbare hartslag van het rif eronder.