De dorpelingen die zich buiten verzameld hadden begonnen de kerk binnen te druppelen, hun nieuwsgierigheid en bezorgdheid overwonnen hun aanvankelijke angst. Ze bleven op een respectvolle afstand staan, zich verwonderend over de aanblik van de wilde wolf die beschermend naast de wezens lag.
Toen de dageraad aanbrak, vielen de eerste zonnestralen door de gebrandschilderde ramen en wierpen een caleidoscoop van kleuren op de vloer van de kapel. De kleine dieren bewogen zich, hun kleine lichaampjes nu warm en zichtbaar sterker. De wolf, hoewel vermoeid, straalde een stille tevredenheid uit.