Hij scande de rivieroever, half verwachtend jagers met geweren te zien. Maar het bos was leeg op de wolf na, die nog steeds onwrikbaar op zijn post stond. Zijn vacht borrelde lichtjes toen zijn blik over hem heen ging, alsof ook hij de indringing van anderen voelde.
De storm kwam die nacht. Het regende op de daken en de donder rammelde door de ruiten. Adrian lag wakker en dacht aan de rivieroever. Als het waterpeil zou stijgen, zou alles wat de wolf daar hield gevaar lopen. De gedachte drukte op hem met het gewicht van onvermijdelijkheid.