Tot zijn verbazing stond de wolf op dezelfde plek als eerst, zijn houding onveranderd. Er lag geen prooi aan zijn voeten en er waren geen tekenen van eten. Adrian’s hartslag versnelde. Roofdieren bleven niet rondhangen zonder reden. Hij voelde de lucht verstrakken toen hij passeerde, de ogen van de wolf schoten slechts kort naar hem toe.
Die nacht, lang nadat hij de boerderijhond had gehecht en zijn handen rauw had gewassen, kwamen zijn gedachten weer terug. Een wolf die verankerd was op zijn plaats, prooi en mensen negerend – het was verkeerd. Het voelde te verkeerd om af te doen als toeval. Tegen beter weten in besloot hij opnieuw te gaan kijken.