Het hotel rees op uit de duisternis, de ramen gloeiden warm tegen de nachtelijke hemel. Clara parkeerde, haar polsslag versnelde toen ze naar buiten stapte, de avondlucht scherp tegen haar huid. De deuren van de lobby gingen met een zacht geruis open, maar ze registreerde nauwelijks het gepolijste marmer of de vage geur van lelies die door de lucht zweefde.
Ze concentreerde zich op de liften, op het kamernummer dat in haar geheugen gebrand stond. Toen ze de gang van de suite bereikte, drukte de stilte zich dicht om haar heen. Ze pauzeerde voor de deur, haar adem stokte in haar keel, haar hand zweefde net boven het hout. En toen bevroor ze.