Andrew las de akte die avond opnieuw, het licht flikkerend over de vervaagde inkt. De herhaling was te precies om een fout te zijn. “Huis, tuin en tuinen.” “Tuin tot in de eeuwigheid te behouden.” Elke zin landde als een gevallen steen. De tuin werd niet alleen genoemd, maar schreeuwde praktisch vanaf elke pagina.
Hij mompelde hardop: “Waarom de tuin, oom?” Het huis was logisch, het land ook, maar waarom de obsessieve nadruk op overwoekerde heggen en beelden? Geïrriteerd schoof hij het document weg. Maar toen hij die avond zijn ogen sloot, pulseerde het woord nog steeds achter zijn oogleden: tuin, tuin, tuin..