Elk kraken van de vloerplanken onder haar laarzen klonk luider nu de dieren weg waren. De stallen waren leeg, allang ontdaan van hooi en doel. Zelfs de versleten naamplaatjes – Jessie, Duke, Honey – hingen nog boven de hekken, gebarsten en vervaagd.
Ze nam de tijd voor elke hoek. Niet omdat het nodig was. Maar omdat het voelde als boetedoening. Het was jaren geleden dat ze hier echt was geweest. Vroeger hielp ze haar vader met het uitmesten van de stallen en het voeren van de geiten.