Ze ging meteen aan de slag – ze veegde, stapelde en ordende wat ze nog kon bewaren. Er was niet veel. Een paar verroeste gereedschappen, wat gebroken afrasteringen en een zadel met een gescheurde leren riem. Toch voelde het goed om een beetje orde op zaken te stellen, alsof ze stukje bij beetje iets heiligs aan het herstellen was.
Tegen het einde van de ochtend had ze de laatste stapel hooi opgeruimd. Hij lag verscholen in de achterste hoek van de schuur, achter de oude voerbakken. De hoop lag er al zolang ze zich kon herinneren – onaangeroerd, zelfs toen haar vader goed genoeg was om de rest te onderhouden.