Zijn mond werd droog. Hij deinsde achteruit weg van de rand van de boot, zijn hart klopte. Hij greep de helmstok met stijve vingers en rukte aan het startkoord. De motor sputterde en kwam toen tot leven. Hij wachtte niet.
Hij draaide de boeg en schoot terug naar de wal, terwijl zijn ogen heen en weer schoten tussen de gashendel en de dingen achter hem. Toen hij de haven binnenvoer, deed hij geen moeite om zich netjes vast te binden. Hij sprong van de boot, met zijn voeten op de kade, en haastte zich recht naar de dichtstbijzijnde kustwachtpost.