“Waarom kijkt er niemand?” mompelde hij. Zijn stem kraakte lichtjes. Toen zag hij een tienerjongen tegen een duin leunen, scrollend door zijn telefoon terwijl zijn familie achter hem uitpakte. Arthur liep erheen en stak zijn verrekijker uit. “Hé, hier. Kijk even snel naar de zee.”
De jongen knipperde, met tegenzin. “Waarom?” vroeg hij. “Er is daar iets vreemds. Doe me een lol,” zei Arthur. Met een theatrale zucht nam de jongen de verrekijker aan en stelde hem bij. Hij staarde een paar tellen onbeweeglijk in de verte. Arthur wachtte, zijn handen friemelden en zijn hart bonkte in zijn borstkas.