En jij hebt geholpen het een context te geven.” Arthur knikte langzaam. Voor het eerst in uren ademde hij uit. De angst was er nog steeds, maar nu vermengde die zich met iets anders. Verwondering. Arthur keek langs haar heen, naar de rand van de tent waar een flap wapperde in de kustwind.
Daarachter was de oceaan weer. Nog steeds glooiend, nog steeds wijds, nog steeds onkenbaar. Hij dacht aan de zeebodem. Aan wezens die nooit het licht zagen. Aan bergen onder water groter dan de Everest, en geulen dieper dan de angst.