Er bekroop hem een gevoel van bezorgdheid. Pedro ging rechter staan, zijn ogen scanden de straat en toen de boom. Niets. Hij kon het karretje niet verlaten, niet tijdens de lunchdrukte, en bovendien was Lola een zwerfkind – ze kon overal naartoe zijn afgedwaald. Toch was er iets mis met haar afwezigheid en Pedro kon het niet helpen zich zorgen te maken dat er iets mis was.
Die gedachte speelde hem de hele middag parten. Toen het eindelijk tijd was om af te sluiten, pakte Pedro snel zijn spullen en liep over de campus, zijn ogen tussen de bomen en banken wendend, haar naam onder zijn adem roepend. Misschien was ze ziek. Of gewond. Misschien lag ze ergens te wachten om gevonden te worden.