Maar toen, een blaf. Vaag. In de verte. Hoop golfde door hem heen als een golf. “Lola!” riep hij, terwijl hij naar het geluid toe draaide. Nog een blaf, duidelijker deze keer, klonk door de struiken. Hij rende, struikelde over oneffen gras, riep haar naam opnieuw en opnieuw, volgde de stem alsof het een reddingslijn was.
Het geluid werd sterker tot hij stopte bij een dikke wirwar van struiken aan het einde van het gazon. Voorzichtig deed hij de takken van elkaar en daar was ze. Achter de bedekking, opgekruld in de droge bladeren, lag Lola moe, maar alert, en geflankeerd door twee kleine pups die zich stilletjes aan haar zijde voedden.