Die avond zat ze met Shadow op de veranda, starend naar de boomgrens. Ze stelde zich kooien voor, krantenkoppen, vreemden die haar band ontleedden. Ze balde haar vuisten. “Ik laat ze je niet meenemen,” mompelde ze. De panter knipperde langzaam en leunde tegen haar schouder. Loyaliteit en angst vlochten in elkaar als verwarde lianen.
Haar telefoon zoemde: een waarschuwing voor een roofdier in de buurt. Coyotes, suggereerden ambtenaren. Elise sloot het bericht snel, haar keel droog. Ze gluurde naar Shadow, die haar aandachtig bekeek, alsof hij haar gedachten voelde. “Het gaat niet om jou,” fluisterde ze. Maar ze wist dat ze Shadow niet eeuwig kon vasthouden.