Tegen die tijd was de geheimzinnigheid ondraaglijk geworden. Elke avond spande zich met achterdocht, elke ochtend begon met onuitgesproken vragen. We waren een gezin dat uit zijn voegen barstte, dat draadje voor draadje uiteenrafelde, terwijl onze dochter haar geheim nog steviger vasthield, alsof het hele gewicht ervan zou instorten als het te vroeg werd onthuld.
De dagen vervaagden in broze stiltes en plotselinge uitbarstingen van geschreeuw. Martin stelde toespraken op in zijn hoofd, hij repeteerde de woorden die hij zou uitspreken als hij eindelijk voor de man stond. Ik zag hem mompelen tijdens de afwas, als hij uit de badkamer kwam of in de hal ijsbeerde. Zijn woede was een storm die smeekte om losgelaten te worden.