We zaten toen samen, onwennig, stil en trillend, terwijl de stukjes zich herschikten om een nieuw beeld te vormen. Er was geen roofdier om tegen te vechten of om onze dochter tegen te beschermen, alleen de wankele waarheid van bloedlijnen en identiteit. Opluchting verstrengelde zich met verdriet, maar daaronder was liefde, gekneusd maar intact, wachtend op vergeving om zich te vestigen.
Later die avond, thuis, zaten Martin en ik in stilte terwijl de klok tikte. Voor het eerst in maanden waren er geen schaduwen van achterdocht, alleen het breekbare licht van de waarheid. Onze dochter was niet gestolen. Ze was op zoek geweest. En eindelijk had ze ons haar antwoorden gegeven.