Tijdens de oorlog had hun vader een Vietnamese politieke leider beschermd – iemand die toen als de vijand werd beschouwd. Zijn inspanningen hadden thuis verontwaardiging gewekt. Het volk en de regering hadden hem als verrader bestempeld, ondanks het feit dat zijn acties voor een groter doel waren geweest.
Omdat ze de voortdurende pesterijen niet kon verdragen, had hun moeder hen bij hun oom en tante achtergelaten. Mary’s hart zonk toen ze de officier hoorde uitleggen hoe hun moeder, gekweld door het etiket “vrouw van een verrader”, het gewicht van de publieke minachting niet langer kon dragen.