Hun poten werden sterker, en sloegen onhandig naar elkaar, naar de flessen, naar de wereld zelf. En altijd was Bella er. Ze werd hun anker, lag naast het warme bed alsof de kinderkamer haar rechtmatige hol was. Als een welp jankte, drukte ze haar snuit dicht tegen zich aan en liet ze hem in haar vacht snuffelen.
Als Ethan een welp naar buiten droeg om te voeden, volgde Bella, terwijl ze bij elke stap wachtte tot het welp weer veilig terug was. De eerste keer dat een welp op haar probeerde te klimmen, bevroor Bella, onzeker. De kleine klauwtjes haakten zich in haar vacht en trokken. Toen niesde het welpje en Bella’s oren spitsten zich naar achteren. Ze liet haar lichaam zakken en liet ze alle drie over haar schouders klauteren en tegen haar zij ploffen.