Het nieuws van wat Ethan had gedaan verspreidde zich stilletjes door de stad. Buren hielden hem op straat aan met een knikje van respect of een vriendelijk woord. In het begin verontrustte de aandacht hem – hij was er nooit op uit geweest – maar langzaam begon hij zich te wortelen. Hij was niet langer gewoon een nieuwkomer met een gehuurde kamer boven een winkel. Hij was nu een deel van de plek, verbonden met de geschiedenis, verweven in het geheugen.
Op een avond, toen Ethan het huis van de oude man verliet terwijl de zon onderging en de heuvels goud kleurden, stopte hij bij de poort. Binnen zat de man bij het raam, de foto voorzichtig naast hem, de koperen sleutel in zijn hand.