Naarmate de nacht vorderde, regelden rangers medische hulp voor de eland. Het witte kalf, hoewel zwak, werd onmiddellijk verzorgd. Wade stond op zijn rug en werd overspoeld door uitputting. Het bos, dat enkele ogenblikken eerder nog onheilspellend was, voelde nu anders aan – nog steeds donker, maar niet langer in stilte vijandig. Reddingslampen gaven kleur aan mos en schors.
Uiteindelijk wendde een boswachter zich tot Wade en prees zijn moed omdat hij een gewonde eland naar onbekend terrein had gevolgd. Wade schudde zijn hoofd, zijn stem hol van ontzag. “Hij leidde me,” corrigeerde hij zachtjes. “Ik kon hem gewoon niet in de steek laten.” Milo drukte zich tegen zijn been alsof hij het sentiment herhaalde.