“Hé, maatje!” riep hij. Zijn kop schommelde een keer naar hem toe en toen weer terug naar de aarde. Het geluid dat het maakte was geen blaffen; het was smekend, ritmisch en schor. Even overwoog Owen om aan de kant te gaan, uit te stappen en te kijken wat er aan de hand was. Maar de modder zag er verraderlijk glad uit en hij moest nog steeds een pakje afleveren.
Als hij nu zou stoppen, zou hij alleen maar onder de modder komen te zitten en te laat komen. Hij zuchtte. “Ik zal je in de gaten houden als ik terugkom,” mompelde hij onder zijn adem, terwijl hij het raampje omhoog draaide. De vorm van de hond verdween achter het regengordijn toen hij wegreed.