Daniel had het vaderschap altijd als vanzelfsprekend beschouwd. Twee jongens met zijn scheve lach, een vrouw die hem hun anker noemde, een huis dat met gelach aan elkaar was genaaid. Hij had er nooit aan getwijfeld, nooit gedacht dat de biologie hem kon verraden. Tot op een middag bij de dokter alles wat hij over zichzelf geloofde in elkaar stortte.
Het woord onvruchtbaar weerklonk nog lang nadat de afspraak was afgelopen, klinisch en koud. Het was niet nieuw, legde de dokter uit. Het was waarschijnlijk al zo sinds zijn geboorte. Daniel hoorde de rest nauwelijks. Zijn handen klemden zich om het rapport, de regels met getallen en bereiken, alsof hij ze in stilte kon samenpersen.
Thuis zag niets er anders uit. Ethan maakte ruzie over stroop, Leo morste melk, Claire lachte aan de andere kant van de tafel. Maar Daniel voelde de muren om zich heen verschuiven. Als hij geen kinderen kon verwekken, van wie waren ze dan? De vraag knaagde aan hem, donker en hardnekkig, en als ze hem eenmaal te pakken had, liet ze hem niet meer los.