De sneeuw was snel opgedwarreld; zijn eerdere voetsporen waren al verdwenen, uitgewist alsof hij hier nooit was geweest. Zijn zaklampstraal stuiterde en zwaaide terwijl hij liep, en landde uiteindelijk op de onbeweeglijke bult bij het hek.
Hij lag er nog. Nog steeds half begraven. Nog steeds aan het kijken. Het varken had niet bewogen sinds Raymond weg was. Het zag er nu nog zwakker uit – gebogen, rillend, met ijs bedekt. De sneeuw had zich opgestapeld langs zijn rug en hield zich vast aan de borstelharen in stijve richels.